Zijn levende rivieren ook bevaarbaar? Spraakwater
Verslag van het tweede webinar van de WWF Spraakwater reeks.
Nederland staat voor grote opgaven. Klimaatverandering leidt de komende decennia tot zeespiegelstijging, hogere piekafvoeren op de grote rivieren en langere periodes van droogte. COVID-19 heeft grote gevolgen voor ons sociale leven en de economie. En onze bijzondere deltanatuur, die van internationale betekenis is, wordt nog altijd bedreigd. Op korte termijn zijn slimme bestuurlijke keuzes voor de toekomst nodig. In de webinar reeks WWF Spraakwater praten we hierover met experts.
De Rijn is van internationaal belang voor natuur én scheepvaart. Maar het riviersysteem is uit balans. Sinds het vastleggen van de Rijn met kribben rond 1870 daalt de rivierbodem door erosie. Inmiddels ligt de bodem tot 2 meter lager en ontstaan grote problemen voor scheepvaart, zoetwaterinname, landbouw en natuur. Door de rivier de ruimte geven kan dit structurele probleem op een integrale manier worden opgelost.
In onderstaande presentatie vertelt Irma Melse (senior adviseur zoetwater Wereld Natuur Fonds) hoe we deze oplossing als rivierpartijen samen kunnen realiseren en wat dit oplevert.
Presentatie van Irma Melse
In het gesprek met Saskia van Vuren (coordinerend rivierkundig specialist Rijkswaterstaat) en Harry Geerlings (professor governance of sustainable mobility Erasmus Universiteit Rotterdam) hoort u dat levende en rivieren goed samen kunnen gaan als we echt durven gaan voor systeemherstel en de benodigde innovaties. Met een pilot langs de Midden-Waal kunnen we deze natuurinclusieve oplossing voor rivierbodemdaling in de praktijk testen en daarna verankeren en opschalen in het Integraal Rivier Management Programma.
In het gesprek met Saskia van Vuren en Harry Geerlings
Vragen en antwoord
Tijdens het webinar zijn meerdere vragen gesteld, die niet allemaal tijdens het webinar door de panelisten konden worden beantwoord. Hieronder vind je de verschillende onderwerpen terug en onze antwoorden daarop.
Erosie en aanzanding zijn inderdaad natuurlijke processen in riviersystemen, maar het is dan wel belangrijk dat ze in balans zijn. Doordat we de Rijn met kribben hebben vastgelegd is het water echter harder gaan stromen dan in een natuurlijke situatie. In combinatie met minder aanvoer van sediment van bovenstrooms gaat de bodemerosie dus veel harder dan zonder invloed van de mens. Daardoor slijt de rivierbodem in en daalt deze. Dit proces is al ca 1,5 eeuw aan de gang en de bodem is daardoor al tot 3 m lager komen te liggen. Harde structuren zoals bodembescherming, dekking op buisleidingen en sluizen dalen echter niet mee en gaan steeds meer fungeren als drempels. Dit geeft grote overlast voor de scheepvaart. Ook leidt de daling van de rivierbodem tot dalende grondwaterstanden in de uiterwaarden en daardoor verdroging van de natuur en landbouwgronden.
De natuurinclusieve oplossing is geschikt voor de Midden Waal, Boven Waal, Pannerdensch Kanaal en Boven IJssel. In deze riviertaktrajecten vindt bodemerosie plaats, nevengeulen passen bij het riviersysteem en de vaargeul blijft breed genoeg. Het ontwerp, de morfologische doorrekening en MKBA zijn specifiek voor het riviertaktraject Midden Waal uitgewerkt. Voor de Maas (een rivier die zich van nature inslijt) en de smallere delen van de IJssel kan nagedacht worden over een andere natuurinclusieve oplossing voor bodemerosie. In de Nederrijn en de benedenstroomse delen van het rivierengebied speelt bodemerosie minder.
In het ontwerp voor de Midden-Waal is getracht om dwarsstroming en een teveel aan aanzanding zo beperkt mogelijk te houden door nauwkeurig te kijken naar de aantakking van de nevengeulen op het zomerbed. Aanzanding die de vaardiepte vermindert kan voorkomen worden door de nevengeulen over een traject van minimaal 30 km aan te leggen waarbij steeds wordt gewisseld van rivieroever. De dwarsstroming proberen we te onderdrukken door de eerste en laatste gedeelten van de nevengeulen steeds parallel aan het zomerbed te leggen zodat het water van de nevengeulen geleidelijk in de hoofdstroom kan invoegen. In het morfologische model wordt ook naar deze kleinschalige morfologische effecten gekeken. Het doel is om gezamenlijk het ontwerp te optimaliseren zodat de Waal veilig bevaarbaar blijft.
Begin 20ste eeuw was overbevissing – door de introductie van de mechanische visserij - een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van trekvissen in het rivierengebied. Samen met een slechte waterkwaliteit en obstakels in de migratieroute zoals dammen en waterkeringen, waardoor paaigronden onbereikbaar werden. Op dit moment vindt vrijwel geen commerciële visserij in het rivierengebied plaats (wel op de Noordzee) en de waterkwaliteit is verbeterd. De obstakels liggen er echter nog steeds. De kier in de Haringvlietsluizen en het actieplan voor herintroductie van de Steur zijn eerste stappen richting duurzame terugkeer van trekvissen op de Rijn. Dat is ook hard nodig, want populaties trekvissen zijn de afgelopen 50 jaar met 93% achteruit gegaan. Trekvissen vormen een iconische soort voor levende rivieren, omdat ze in de Noordzee leven en in de benedenstroomse en bovenstroomse delen van de rivieren voortplanten. Ze zijn voor hun overleven dus afhankelijk van een natuurlijk, robuust en klimaatbestendig riviersysteem.
In de MKBA is gekeken naar de investeringskosten voor dijkversterking en de uitvoering van rivierverruimende maatregelen en naar de beheer- en onderhoudskosten (suppleties, waterstaatswerken, natuur- en landschapsbeheer). Deze kosten zijn vergeleken met de volgende baten: landbouwkundige waarde van het grondgebruik, laagwaterbaten en milieubaten voor de scheepvaart, grondopbrengsten uit delfstoffenwinning, recreatieve aantrekkelijkheid, ontwikkelpotentieel voor woningen, droogtebaten door opbouwen grondwatervoorraad en enkele ecosysteemdiensten zoals koolstofvastlegging en waterzuivering.
De investeringskosten van het natuurinclusieve ontwerp voor de Midden-Waal zijn hoger dan van de bestaande langsdammen. Naast het aanleggen van langsdammen wordt in dit ontwerp namelijk circa 2000 ha verdeeld over de uiterwaarden van hele Waal integraal heringericht. Hierdoor levert het ontwerp Midden-Waal meer baten dan de traditionele langsdammen, o.a. op het gebied van natuur, landschap, zoetwater, recreatie, delfstoffenwinning en woningbouw. Het MKBA rapport van het plan Ruimte voor Levende Rivieren Midden-Waal vind je eind januari op deze website.
Waterschappen hebben vooral een rol in het beheer van uiterwaarden en waterkeringen, waaronder zomerkades. Het plan voor de Midden-Waal heeft daar betrekking op en de waterschappen kunnen daar een belangrijke rol spelen door voorop te lopen op het gebied van integrale ontwikkelingen waarbij overheidsopgaven aan elkaar gekoppeld kunnen worden, zodat maatregelen relatief goedkoop kunnen worden uitgevoerd. Bij de natuurinclusieve oplossing voor de Midden-Waal komt bijvoorbeeld klei vrij dat regionaal kan worden benut voor dijkversterking. Andersom kan binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma gekeken worden hoe waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit elkaar kunnen versterken. Als de dijken bijvoorbeeld ca 10 cm hoger worden uitgevoerd, ontstaat ruimte voor ooibossen in de uiterwaarden die de golfoploop remmen en zo de kosten voor inrichting en onderhoud van de dijk reduceren. , Daarnaast vormen ooibossen een belangrijk onderdeel van de riviernatuur als leefgebied voor bedreigde soorten en leggen ze veel CO2 vast. Naast de waterschappen, zijn ook de provincies, de ministeries LNV en IenW, Rijkswaterstaat en rivierpartijen zoals scheepvaart, delfstoffenwinning, recreatie, landbouw, woningbouw en natuurorganisaties onmisbaar voor levende en bevaarbare rivieren. Systeemherstel kan alleen met een sterke en innovatieve coalitie van rivierpartijen.